Het dorre veld reikt zover de langste mens kan kijken. Tot een einder, die zo scherp is, dat je er een lineaal tegenaan kunt houden.
Het landschap dat tot half september nog de Oekraïense vlag weerspiegelde, met haar bovenste helft van azuur en de onderste helft van wuivend koren, vormt nu een troosteloos grauw boven uitgeput gras en bruine klonten vol stompjes en staken.
Johannes 1:5 And the light shineth in darkness. And the darkness comprehended it not.
De feestcommissie kan opgelucht ademhalen.
Wij, Johan Hendrik, bij de gratie Gods, burger der Nederlanden, enzovoorts, enzovoorts’ hebben besloten, dat wij over een paar dagen, opnieuw keurig in de rij gaan staan, voor het gymzaaltje, met ons rijbewijsje in ons knuistje en ons stempasje, de uitnodiging voor het grote verkiezingsfeest, bij de hand.
Twee creatieve sporen tegelijkertijd bewandelen? Daar ben ik niet voor in de wieg gelegd. Ik kom dan al snel tussen de bielzen vast te zitten, onder mijn voortjakkerende “trains of thought”.
Ik heb focus nodig. Eén brandpunt voor mijn ziel en zaligheid.
En hoewel ik, zoals je ziet, probeer het schrijven weer op te pakken, ligt die focus nu vooral op Bergsma en Bennink; de podcast die ik samen maak met Sietske Bergsma. Het programma, waarmee ik zoveel mensen aan het denken kan zetten.
Onze leeggeroofde, onteerde, cultureel uitgebeende en tegelijkertijd met vuilnis volgestampte polder. Dit dolgedraaide moeras, waarin iedere millimeter vooruit, een mens met goede bedoelingen, een meter dieper weg doet zinken in de brakke blubber.
Is dit zieltogende Nederland, het land van onze voorvaderen, dat door hen met bloed en blote handen op de zee en de Spanjaarden is veroverd, de energie nog wel waard?
Wat baat ons getrommel op blinde muren, onze pathetische muizentrapjes tegen olifantenschenen? Ons verongelijkte gepiep tegen internationale reuzen en kwaadaardig uitgezaaide conglomeraten?
Wat moeten we doen, nu ons land niet langer over de wereldzeeën heerst, maar is uitverkocht aan machten die zichzelf heerser over deze wereld wanen?
Twitter overziend, ben ik tegenwoordig nét “belangrijk” genoeg om een dertien in een dozijn narratief om me heen gesponnen te krijgen, bedoeld om me onschadelijk te maken. Het narratief -een hele eer- dat ook reuzen als Sacharov en Soltsjenitsin ten deel viel en duizenden andere “Querdenkers”. Dat narratief is uiteraard, dat ik “gek” zou zijn.
Ik vind dat niet zo erg.
Ik weet niet of ik gek ben. Zoiets is moeilijk om van jezelf te zeggen. Is het gek om op een andere manier naar waarheid en werkelijkheid te kijken? Of alleen om je er ook hardop over uit te durven spreken?
Want uitspreken, dat moet ik nu eenmaal. Genetische wanconstruct als ik ben. Een kluizenaar met een grote bek.
Even een kattebelletje voor mijn favoriete posse. De geweldenaren die iedere keer opnieuw de moeite nemen mijn stukken te lezen en van commentaar te voorzien.
Lectori salutem, dudes and dudettes!
Allereerst mijn verontschuldigingen. De tijd schiet de laatste tijd te kort om steeds lange epistels met speklagen van diepgang en parelkoorden van woorden te schrijven, nu het leeuwendeel van mijn energie wordt opgeslokt door de podcast Bergsma en Bennink; het podium dat Sietske en mij de unieke kans geeft om uit de bubbel te breken en via de Nederlandse Publieke Omroep, door hen zelf verfoeide en doodgezwegen onderwerpen als de Bijbel, hoogcultuur, bestuursschandalen en propagandastrapatsen te bespreken.
Het voelt toch een klein beetje als Hans en Sophie Scholl die in de Reichstag mogen speechen.
Het is een vreemde tijd. De rust en regelmaat die ik de afgelopen tijd had gevonden en waarin ik een paar van mijn beste stukken schreef, verdween met één fantastisch telefoontje, als sneeuw voor de zon.
Alle creativiteit werd ineens opgeëist, door dié ene kans die ik eenvoudig niet mocht laten lopen.
Bergsma & Bennink. De podcast die vorige week haar vuurdoop beleefde bij Ongehoord Nederland.
De pitch, de demo, de logo’s, de loglines, de banners en intro’s, de spanning, de introductie en de vaak felle en soms gemene reacties daarop. Al dat gefoeter, gejuich en getoeter eiste mijn volledige aandacht en gehele zenuwstelsel op. Er komt veel meer bij zoiets kijken dan je op het eerste gezicht zou denken.
Maar goed. Samen met Sietske een podcast maken bij de Publieke Omroep is me dat meer dan waard.
Ons poldereiland, nog steeds zonder in puin geschoten huizen, hypersonische raketten en wanhopige vaders die hun bloedende kinderen door de straten dragen, kalft steeds verder af.
En helaas.
Wij, Nederland zijn in de ogen van de wereld niet het verzet. Geen vredesstichter. Niet eens neutraal. Wij zijn één van de agressors of erger nog, we zijn de collaborateurs achter de schermen. We bloeden zelf niet, maar voeden de conflicten met miljarden euro’s, wapens, technologie en dom gewapper met vlaggetjes. En wij leverden de hoogste baas van de NATO, onder wie het westen in sneltreinvaart wordt omgetoverd tot een, zij het niet zo geoliede, oorlogsmachine.
“Gaza is uninhabitable and it will remain that way. We will wipe the smile from the Palestinians, but the screaming will remain.”Bezalel Smotrich, Minister of Finance Israel.
Something in me broke yesterday.
I saw a petite figure, behind a broken window. A mouse trapped in raging flames that consumed the building where in she slept an hour earlier.
“Gaza is uninhabitable and it will remain that way. We will wipe the smile from the Palestinians, but the screaming will remain.” Bezalel Smotrich, Minister van Financiën Israël.
Gisteren brak er iets in mij.
Ik zag een tengere kindergestalte, achter een gebroken raam. Een muisje in de val tussen de woedende vlammen, die het gebouw verteerden, waar ze een uur eerder nog sliep.
Je kent die klassieke capitulatiefoto nog wel, van de geschiedenisles op de middelbare school. Het was vijf Mei 1945, in Volkert city Wageningen. Hotel de Wereld.
Prins Bernhard, de Canadese generaal Foulkes en de Duitse generaal Blaskovitz in zijn vetleren overjas, zaten om een ruwhouten tafel en tekenden daar de capitulatie.
Een foto die suggereert dat Nederland, die stralende dag in mei, eindelijk bevrijd was na vijf jaar naziterreur en Jodenvervolging.
Ik lees mijn eigen stukken nogal eens terug. Dan probeer ik een lijn te ontdekken en uit te vinden wat er beter kan.
Behalve de barokke stijl en veel te lange zinnen, valt me op dat ik vaak verzand in hopeloze verzuchtingen. En nooit met concrete oplossingen kom.
Dat ik vooral een lauwwarme modderpoel biedt, waarin wij ons met zijn allen in onze eigen verbijstering, verdriet en wanhoop kunnen wentelen, met als enige uitweg de Here en het hiernamaals.
Een poel van radeloosheid, waar de onaantastbare kaste die ons al tijden alle hoeken van de ring laat zien, ons het liefst zolang mogelijk in laat spartelen, omdat wij mensen onze schaarse energie maar één keer kunnen besteden. En onze blinde woede, depressie, verwarring, vruchteloze smeekbedes en onze aan dovemansoren gerichte eisen, de acceptatie van krankzinnig terreurbeleid, juist dichterbij brengen.
Zie de vijf fases van verwerking volgens het model van Elisabeth Kübler-Ross. Ontkenning, woede, onderhandelen, depressie en aanvaarding.
Vandaag wil ik juist wat praktischer voorstellen doen, waar de burger die voor zijn recht op wil komen, wellicht iets mee kan.
Inleiding: Een stukje schrijven lijkt zo makkelijk. Maar ik heb meer nodig dan vier vingers, een beeldscherm en een toetsenbord. Ik doe het niet alleen. Als ik schrijf neemt “iets” het over; een geest die me woorden influistert, melodie in zinnen blaast en de maat in mijn woorden slaat. Dat zorgt dat ik af en toe iets schrijf dat ik zelf achteraf niet herken, laat staan kan herhalen.Als die stem zwijgt, kan ik forceren, mezelf of iemand anders imiteren, een orgasme faken, maar wat een struggle.
De geest is er niet op deze Saturnusdag. Naar betere oorden gevlucht, ver weg van het onderwerp.