“Here once the embattled farmers stood. And fired the shot heard round the world.” Ralph Waldo Emerson.
Aan Nederlandse Boeren en Burgers,
Truckers, Dokwerkers,
Vissers en Zeelieden,
Artsen en Wetenschappers,
Journalisten en Columnisten,
Bouwvakkers en Kakkers.
Aan alle Pastoors, Dominees, Wappies én Wouten en aan die enkele politici die de euvele moed hadden het aanbod dat niet geweigerd mocht worden, toch af te slaan.
Gisteren schreef ik een kritisch draadje op twitter over de boeren en hun kansloze campagne tegen een overheid die ze over de kling wil jagen.
Mijn punt?
De boeren, maar ook wij de burgers, moeten dringend ophouden spelletjes te spelen, waarvan onze Nemesis niet alleen de regels opstelt, maar deze ook tijdens het spel aanpast naar believen.
Sinds een paar weken leven veel mensen tussen sprankjes hoop en opgepookte vrees. Onze wereld, het schouwtoneel van doldwaze twisten in het narratief. Potsierlijke slagen in het wiel, waar wij onze machthebbers en hun medialakeien, hobbelend en slingerend, traag op voort zien fietsen. Het narratief is niet verbogen, maar vertoont regelrecht scheuren in het metaal.
Deze krankzinnige afgelopen jaren doen me denken aan een ellenlange bungee jump.
Het is alsof we met onze voeten in een strop, pardoes de diepte werden ingeworpen, aan een navelstreng van elastiek.
Van het onschuldige levenslicht, met duizelingwekkende vaart richting een inktzwart aangekondigd onheil.
Van de brug geduwd door een man die we achteraf geen seconde onze rug hadden mogen toekeren.
Een klerk met een apenlachje.
“Gebeurt dit allemaal echt?”
Van het ene moment op het andere, tolden we in doodsangst loodrecht richting de kale rotsen, met daartussen, ver in de diepte, wat schaapjes en kalfjes als stipjes in de wei naast een kolkend beekje.
We gingen allemaal dood.
Maar net toen we zeker wisten dat onze kruin zou splijten op een steen en alles voorgoed verloren zou zijn, trok het bungee koord ons terug.
We schoten recht omhoog, openden onze ogen en knipperden tegen het licht.
We waren niet gestorven aan een virus.
Alleen doodsbang gemaakt.
En in een flits zagen we de vale schimmen op de brug.
Voor het eerst recht in het gezicht.
Een glimp van hun ijskoude ogen.
Zwarte gaten zonder mededogen.
En zo vielen we weer terug de diepte in.
Keer op keer.
Stuiterend tussen hoop en vrees op de energie van het ongeloof.
Verward slingerend tussen de chaos van deltavariant en staatsdwang,
avondklokken, vaccins en politieknuppels.
Op en neer tussen draconische lockdowns en de verraderlijke schijn van vrijheid.
Iedereen die we ooit vertrouwden was ineens acteur.
En de wereld die wij dachten te begrijpen, werd een decor van alle griezelfilms tegelijk.
Maar na iedere val veerden we terug en zagen we duidelijker hoe we werden bedrogen. Door wie.
En waarom.
Dat was achteraf ook niet zo moeilijk. Ze schreeuwden het spottend, recht in ons gezicht.
We konden hen alleen maar niet geloven.
Dat de betere wereld die zij terug wilden bouwen, een wereld was zonder de ademstoot van onze kinderen. Dat ze zero footprint wilden op hun maagdelijke stranden.
Zero carbon, behalve mat glanzend op het stuur van hun Ferrari’s.
Hun leugens werken niet meer.
Hun smoesjes vallen dood op onze trommelvliezen.
De spanning is weg, de angst waar zij op groeiden is verdwenen.
Het elastiek van leugens en deceptie is zijn kracht verloren.
Maar nu bungelen wij daar nog in limbo. Zachtjes in de wind.
Gedwongen luisterend naar het gekrijs van boven.
Op onze kop, kronkelend als wormen aan een haakje.
Een paar meter boven het kabbelende water in de vallei.
De hemel boven, de hel beneden.
Of is het andersom?
Voor het eerst in lange tijd horen wij de vogels zingen.
Zien de schoonheid van de beesten, grazend onder ons.
Voor het eerst voelen we de warmte van de zon die dampend weerkaatst op het natte gras.
Ineens doen onze zintuigen weer, waarvoor God ze ons heeft gegeven.
Verdoofd en verblind als ze waren, door het gif en de leugens van alledag.
Daarom immers springen mensen aan een elastiek van een brug of een hijskraan,
om opnieuw hun levenskracht te voelen.
Als wij willen leven als nooit te voren, rest ons maar een ding.
Tijd om ons te bevrijden uit het navelstreng van leugens en misleiding.
We maken een sierlijke salto en laten ons vallen.
Het beekje onder ons is vast en zeker diep genoeg.
Op hoop van zegen.
For God hath not given us the spirit of fear; but of power, and of love, and of a sound mind.
II Timothy 1 – 7
Vind je mijn werk goed, mooi of zelfs belangrijk? Je kunt mij hier ondersteunen.
Ondanks al ons gepruttel gedragen we ons nog steeds als verlamd, terwijl onze vertrouwde samenleving verder uitteert en onze beschaving wordt ondermijnd en gesmoord door een allesbeheersende, tot in de puntjes georganiseerde ijskoude macht van totale freaks en dickheads.
Toen de fonkelnieuwe Wehrmacht, dwars tegen het verdrag van Locarno, na de annexatie van het Saarland, het Rijnland binnenstampte, zullen veel van onze opa’s en oma’s een misselijkmakend voorgevoel hebben gehad.
Dat de tumor van het Nationaal Socialisme zich zomaar kon uitzaaien over heel Europa, moet in het hoofd van veel vooruitschakers, een onvermijdelijke horrorgedachte zijn geweest, steeds bevestigd door de razende toespraken van de schuimbekkende Führer, die geen doekjes wond om zijn bedoelingen.
Het beest was verre van dood. En de kooi van Versailles stond wagenwijd open.
Ik hou er niet van om op mijn eigen site, mijn heiligdom, over de mRNA vaccinaties en het bizarre griezelcircus eromheen te schrijven.
Ik hou het hier graag schoon, droog en geurend naar stervende viooltjes.
Schrijven over Covid en de rattenplaag die dat narratief in stand houdt, doe ik al genoeg op twitter net als vele anderen die doorgaans beter onderlegd zijn dan ik.
Bovendien. De meesten van jullie zijn klaarwakker en nieuwsgierig naar alles wat erover wordt gepubliceerd. Dus wat moet ik jullie nog aan je neus hangen.
Toch is er één drukpunt, waar ik even zonder mooie krullen en slingers bij jullie op wil duwen.
Gisteren was het weer zo ver. Het zoveelste twitteroorlogje, met meninkje tegen meninkje. Beledigingetje tegen doodswensje, verontwaardigingtje tegen geschoktheidje.
Het enige van ons door God gegeven lichaam dat nog perfect werkt, is ons mondje.
We kunnen geweldig klagen en vragen, perfect oordelen en veroordelen. We weten dondersgoed wat een ander moet. En als iemand pijn heeft, posten een we een hartje of een huilende smiley. Echt?
Waarom het hoog tijd is voor een “Offline Blockchain Schatkamer” voor onze cultuur.
Hoe briljant de schuinsmarcheerder ook schilderde, boetseerde en beeldhouwde, Paul Gauguin kan tegenwoordig “echt niet meer”. Affaires met te jonge dames komen je anno 2021 op een permaban te staan. Iets beter vergaat het Nabokov, die eigenlijk al vanaf de publicatie van Lolita, bij het altoos fronsende deel van de “intellectuelen” met argusogen wordt bekeken, maar wiens werk je nog relatief veilig kunt prijzen. Recenter ging de briljante filmer Roman Polanski definitief voor de cancel-bijl. En dan hebben we het nog niet over Leny Riefenstahl, we don’t even go there.
Allen waren het ondanks hun “liefhebberijen”, in mijn ogen grote kunstenaars, die werden afgerekend op hun perversies, overtuiging en voorkeuren. Over de terechtheid daarvan -de koppeling van de waarde van grote kunst, aan het waardeloos gedrag van de artiest- kun je oeverloos discussiëren.
Hoe groter de geest, hoe groter het beest.
Feit is wel dat deze heren en dame tenminste iets “verkeerds” deden. Of tenminste iets déden.
Recent comments