
Onlangs keek ik, als voorbereiding voor Bakkie 23 naar het debat in de Tweede Kamer, een debat van wat het hoogste orgaan van ons land zou moeten zijn; het Nederlandse Parlement.
Het ging over Groningen. De Stad en haar Ommelanden waar “niets boven gaat”, behalve uiteraard als dat geld oplevert voor het Rijk, het COA of Oranje.
Ik kon het droevige schouwspel niet lang aanzien.
De herhalingen van zetten, die sneue één tweetjes, de geveinsde traantjes, de gespeelde verontwaardiging, de hulpeloze boekenwijsheden en verheven stemmetjes.
In de coulissen, het triomfantelijk poseren met slachtoffers, een virtuele mantel van begrip en warme lucht, om hen heen slaand, voor de dankbare camera.
De duivelse Rutte die als een lamprei in een emmer beverzaad, zich lachend en whatsappend, behendig door wolken verdriet en verontwaardiging heen kronkelt.
En vooral die niet te harden kartellaafjes, van het niveau overblijfmoeder en autoverkoper, stuk voor stuk op muffe partijzoldertjes getraind om te traineren en gedrild in gaslighting. Minutieus spaken in wielen stekend, zodat ieder redelijk betoog tot in den treuren wordt onderbroken of besmeurd met whataboutisms en jijbakken, hun carrières dankend aan onherroepelijke trouw aan “den leider” en zijn grotere omineuze doelen, waar zij later ook een graantje van mee mogen pikken; een mooie boerderij in de “Oost” of een directeursfunctie in een levenseinde kliniek annex biomassa centrale, iets dat vroeger een ziekenhuis heette.
Vooral de hulpeloze, berooide mensen op de publieke tribune raakten me, met hun ingehouden woede, hun rode ogen, rekenend op enige menselijkheid, smachtend naar redelijkheid. Geduldig afwachtend tot iemand hun levensverminkende problemen eindelijk voor hen oplost. Terwijl de oplossers, waar ze gebiologeerd naar zitten te kijken, zelf die problemen hebben veroorzaakt.
Die arme Groningers, die waarschijnlijk alle debatten over het toeslagenschandaal hadden gemist, toen daar, op het stoeltje waar ze nu zitten, ook redelijke mensen zaten, met hele redelijke eisen, vermiste kinderen, megaschulden en natte ogen; mensen die net als zij, onverrichter zake de zaal weer verlieten, met hun buskaart in hun knuistjes, op weg naar een sneltrein die niet reed.
Met kromme schouders terug naar hun eigen “glas, plas, was wereld”.
St Juttemis roodomrand op hun kalenders.
Ik kan die parlementaire poppenkast met Rutte als Jan Klaasen en Lientje als Katrijn niet meer goed verdragen, omdat het systeem, een gesloten systeem is en de deur naar oplossingen potdicht blijft zitten, al rammelen de Pietertjes en de Renskes nog zo hard aan het hengsel. De sleutels van de ingeloste hoop is zoek geraakt in de diepe broekzakken van Markie Mark.
Rutte wint altijd.
En zelfs als hij zou verliezen, dan wint hij toch.
Want als er een motie van wantrouwen komt, wordt deze weggestemd.
En als die motie van wantrouwen toch wordt aangenomen, was dát de bedoeling van Rutte.
Bijvoorbeeld om demissionair door te regeren en vrolijk, vrij van het laatste rudiment parlementair toezicht, een nieuw hoofdstuk aan de Covid tirannie te breien, het CBDC te installeren, een door het volk niet gewenste oorlog te voeren of een digitale Ausweis uit te rollen.
En zouden die verkiezingen er toch komen, dan worden deze net zolang vooraf, tijdens én na de verkiezingen gemanipuleerd, tot VVD66 als bij toverslag, opnieuw de grootste is en de Una party gewoon verder kan met het uitleveren en verkwanselen van ons land.
Ons land waarvan het “eens zo mooi zijn”, langzaam uit de collectieve geheugens verdwijnt.
Onze parlementaire democratie is een bont vergulde carroussel vol koetsjes en paardjes die steeds hetzelfde tergend trage rondje maakt, met Rutte’s laafjes en slaafjes op de bokken en in de zadels, langzaam op en neer deinend, niet op eigen kracht, maar bewegend op de brute kracht van het systeem achter de schermen.
Een carroussel waar ik, net als zoveel goedwillende mensen om mij heen, weiger nog langer naar te kijken; een systeem waar ik wéiger nog langer in mee te draaien, door er mijn energie, mijn woede en hoop aan te geven.
Het is tijd om zelf te bouwen, te leren en te onderwijzen, te verbinden in liefde en vrede en de overtuiging dat niemand het voor ons op gaat lossen, behalve wijzelf, zelf.
Met, in mijn geval, Christus als voorbeeld, zijn woord als leidraad.
Het is geweldig om te zien dat steeds meer mensen beseffen dat we het zelf moeten doen. Zelf planten, zelf oogsten. Zelf ontdekken. Zelf organiseren, maken en ruilen. Zelf voor elkaar opkomen en voor elkaar zorgen, zoals bijvoorbeeld TwitterHelpt.
Steeds meer mensen, die zien dat “we” en “ons”, bij “jou” en “mij” zelf begint en niet bij de clowntjes in de carroussel.
Die beseffen dat wakker worden niet genoeg is. Maar dat we ook anderen wakker moeten maken.
Dat we ook moeten opstaan én in beweging komen.
Dat wij niets te halen hebben in Den Haag of Brussel. En zij des te meer bij ons. Dat zij daarmee doorgaan, tot wij zeggen dat het genoeg is, dat het hier en nu stopt.
Actie is de enige reactie. Terwijl zo vaak reactie onze enige actie is.
En dat is precies waar Rutte op rekent.
Laten we stoppen met staren naar Rutte’s carrousel,
ophouden met turen naar wie er in die zadels zit.
Het is tijd om uit die draaimolen te springen,
en zelf paard te leren rijden.
Vreedzaam, beslist en in oprechte verbinding.
Deze column was een hele bevalling. Support mijn werk en word lid van de Bakkie brigade.
P.s. Het geraamte en de inhoud van deze column stond op komma’s en punten na, al lang en breed, ver voor het debat over de Groningers was afgerond. Zo voorspelbaar zijn de rondjes van Rutte’s kitsch carroussel.

Vind je mijn werk goed, mooi of zelfs belangrijk? Deel deze post dan zoveel mogelijk! Ook kun je mijn werk ondersteunen met een donatie!
Recent comments